Naast de meer traditionele modellen zijn er de laatste jaren steeds meer nieuwe dronemodellen ontworpen voor specifieke toepassingen.
Deze modellen imiteren de anatomie van vogels, voornamelijk hun vleugels en hun bewegingsvrijheid, en kunnen worden gebruikt om te reageren op noodsituaties of om te jagen op andere drones die een veiligheidsrisico vormen.
Drones geïnspireerd door vogels
Het GRIFFIN-project, geleid door professor Aníbal Ollero, een elektrotechnisch ingenieur aan de Universiteit van Sevilla in Spanje, heeft tot doel prototypen te maken van zeer autonome en ultralichte robotvogels, die in staat zijn om het energieverbruik tijdens de vlucht te minimaliseren, op gebogen oppervlakken te landen en taken uit te voeren met mobiele ledematen en kunstmatige snavels.
Om dit niveau van efficiëntie te bereiken, wil het project wind- en luchtstromen in zijn voordeel gebruiken en intelligent omgaan met mens en milieu.
Andere uitstekende voordelen, naast het potentieel voor energie-efficiëntie, zijn de vermindering van geluid tijdens de vlucht en de vermindering van mogelijke ongevallen, vanwege de afwezigheid van propellers en het overwicht van lichtgewicht materialen.
Aanvankelijk worden de redding van gewonden op afstand, het nemen van biometrische metingen en zelfs het aanbrengen van een masker in risicovolle contexten voor directe hulp geprojecteerd als toepassingen voor deze technologie.
Andere toepassingen die voor deze technologie zijn voorzien, zijn de zogenaamde “contactinspectie”, in industriële gebieden voor gevallen waarbij bijvoorbeeld de aanwezigheid van gassen of corrosieve materialen betrokken is, die met dit onbemande robotvoertuig kunnen worden beoordeeld of behandeld.
De eerste tests die met deze robotvogel zijn uitgevoerd, zijn erin geslaagd om zowel binnen als buiten vliegroutes uit te voeren, waarbij met succes zijn vermogen werd getest om te landen op een vierkant platform van 20 tot 30 centimeter breed.
Het team achter het GRIFFIN-project gaat door met het perfectioneren van deze technologie. De volgende uitdagingen zijn het perfectioneren van de landing in gebogen gebieden, het verbeteren van het grijpsysteem voor een veelzijdiger systeem en het integreren van machine learning-mechanismen om deze tools te verbeteren.
“Wat we willen demonstreren, zijn deze gecombineerde mogelijkheden: kunnen vliegen en tegelijkertijd energie besparen, kunnen landen en zijn ledematen kunnen manipuleren als een vogel”, merkte Ollero op.
Andere taken die voor dit team op de agenda staan, zijn gericht op de coördinatie van alle functies die betrokken zijn bij de bediening van dit exemplaar, het polijsten van complexe aspecten zoals de overgang tussen het klapperen en de verplaatsing van dit voertuig tijdens de vlucht, evenals het lezen en afhankelijkheid van omgevingsfluctuaties, die een belangrijk deel van de onvoorspelbaarheid met zich meebrengen.
Dankzij het bestaan van geminiaturiseerde componenten is het gewicht van dit onbemande voertuig vrij laag, een voorwaarde die het laadvermogen beperkt. Hoewel dit aspect in de toekomst ook zou kunnen worden aangepakt, kunnen deze “vogels” doses medicijnen dragen en hebben computers en camera’s aan boord geïntegreerd, ter ondersteuning van visuele navigatie.
Hoewel prognoses wijzen op 2030 als een mogelijke startperiode voor deze technologie in praktisch gebruik, presenteert dit eerste rapport ons een nieuw model dat, indien voldoende geconsolideerd, zou kunnen gaan circuleren.
Het rapport over dit project was: gepubliceerd in Horizon, het wetenschappelijke tijdschrift van de Europese Unie.